Sarina Wiegman: ‘Ik heb niet altijd gedurfd mijn emoties te tonen’

Ze bereikte als bondscoach twee WK-finales en heeft al twee EK-titels op zak. Toch krijgt Sarina Wiegman (54) regelmatig de vraag of haar functie fulltime is. Sommige mensen denken kennelijk dat haar werk niet meer behelst dan af en toe een wedstrijdje spelen. Terwijl het zo veel meer is dan dat, zegt ze.

Ook om die reden schreef ze samen met Jeroen Visscher What it takes, een boek over haar leven als coach. Hoe dring je door tot spelers? Kun je leiderschap leren? Wat vergt het om te delegeren? Kun je verrassingen op het veld voor zijn? Wiegman hoopt mensen, maar vooral vrouwen en meisjes, die „iets met sport en leiderschap hebben”, te inspireren met het beantwoorden van dat soort vragen.

In een zaaltje van de Haagse bibliotheek staat ze geduldig de pers te woord. Voor sommige media is elke snipper informatie van en over haar nieuws. Hoe heet je hond? (Rebel) Wat was de verdrietigste ervaring in je leven? (Het overlijden van haar zus Diana vorig jaar). Welk moment uit je carrière maakte de meeste indruk? (De ontvangst in Utrecht na de EK-titel met Oranje in 2017). Gaat het thuis wel eens niet over voetbal? (Zelden).

Wiegman houdt werk en privé graag gescheiden, maar persoonlijke vragen gaat ze in Den Haag niet uit de weg. Sinds ze zeven jaar geleden haar diploma Coach Betaald Voetbal haalde, staan de spotlights steeds meer op haar gericht. Met het winnen van de Europese titel met Oranje, in 2017, werd ze een bekende Nederlander. Na het winnen van het EK met Engeland in 2022, en de tweede plek op het WK dit jaar, is ze een household name.

We mogen haar „uiteraard” tutoyeren, zegt ze bij aanvang van ons gesprek, op de vraag wat haar voorkeur heeft. Lachend: „Bij Van Gaal niet, denk ik.”

Hoe typeer je jezelf als coach?

„Voetbalsters zijn in de eerste plaats mensen. Dat mens-zijn neem je mee het veld op. Wat drijft speelsters, wat zijn hun voorkeuren? Daar kom je alleen in gesprekken achter. Ik probeer als coach de verbinding aan te gaan. Ik vind winnen heel belangrijk, maar de ontwikkeling van speelsters net zo zeer.”

In het boek word je door speelsters op hele verschillende manieren getypeerd. Sommigen noemen je ‘warm’, ‘respectvol’ en ‘menselijk’, anderen ‘keihard’. Hoe verklaar je dat?

„Vooral in Nederland vinden speelsters mij hard. Toen stond ik nog aan het begin van mijn carrière. Ik heb moeten leren – met hulp van buitenaf – mijn gevoelens met hen te delen. In het begin liet ik dat na, waardoor boodschappen heel hard overkwamen. Terwijl ik me wel in hen verplaatste. Door meer open vragen te stellen krijg ik meer antwoorden.”

Foto Carl Recine/Reuters
Foto Carl Recine/Reuters

Wie hielp je daarbij?

„Psychologen. Maar ook collega’s die dicht bij mij staan en een enkele speelster waar ik lang mee heb samengewerkt.”

Had je als beginnend coach het gevoel dat je boven de partijen moest gaan staan?

„Nee. Mijn houding kwam voort uit het feit dat er voor mijn gevoel maar één juiste manier was. Door mijn bevlogenheid was ik wat pusherig. Ik dacht dat ik het meest bereikte door speelsters te zeggen wat ze moesten doen. Later kreeg ik door dat zij – ook als mens – heel verschillend zijn. Dat wist ik wel, maar ik heb moeten leren mijn benadering, daar waar het kan, aan te passen. Ik besef nu dat je mensen ook de ruimte moet geven om hun eigen pad uit te stippelen. Iemand laten gaan die écht niet wil of kan. De communicatie is daardoor effectiever geworden.”

Vlak na je start in Engeland vertelde verdediger Lucy Bronze dat sommige speelsters bang voor je waren. Was je verbaasd?

„In Engeland zijn ze minder direct dan in Nederland. Het is daar veel hiërarchischer: hier staat de bondscoach, dáár de speelsters. Niet iedereen durfde zich tegenover mij uit te spreken. Ik heb uitgelegd dat ik met mijn directheid duidelijkheid wil scheppen. Dat je ruis creëert als je om de zaken heen draait als coach.”

Je werkt heel planmatig. Voor een wedstrijd met Oranje in 2019 werkte je zelfs tot in detail een scenario uit voor het geval je ploeg tegen een vroege rode kaart aan zou lopen.

„Dat doe ik altijd, voor elke wedstrijd.”

Is dat niet wat extreem?

„Een rode kaart kan bepalend zijn voor een wedstrijd. Het hangt er vanaf wie de kaart krijgt en wat de opstelling op dat moment is. Als je je als coach laat verrassen, als je op slag moet bedenken wie waar moet komen te staan, ben je te laat.”

Toch heb je dat scenario in dit specifieke voorbeeld niet vooraf besproken met je staf.

„Omdat het geen self-fulfilling prophecy moest worden. Het is balanceren op zo’n moment, tussen zaken aankaarten waar een klein risico in schuilt en klaarstaan als dat scenario zich tóch ontvouwt.”

Een groot deel van haar werk draait om het doorgronden van mensen. Wiegman gebruikt termen als ‘mindset’, ‘visualiseren’ en ‘positiviteit’ en is ook bekend met neurolinguïstisch programmeren, een bekende techniek voor coaching en communicatieverbetering.

Je moedigt speelsters aan fouten te maken. ‘We willen graag winnen’, houd je ze voor, ‘maar we móeten niks’. Is dat om de druk van de ketel te halen?

„Als coach wil ik voorkomen dat speelsters uit angst fouten maken, voetballen met de rem er op. Spelen om te spelen, dat werkt naar mijn ervaring het best. Dan denk je nergens over na, zit je helemaal in het moment. Dan komt het kind in je weer naar boven.”

Lucy Bronze is kritisch in het boek over die benadering. ‘Met een ervarener groep zou ik er sneller voor kiezen om winnen wél als doelstelling te benoemen’, zegt ze. Juist met druk win je volgens haar een WK-finale.

„Lucy is een gelouterd international en heel resultaatgericht. Logisch dat zij dat zegt. Maar als coach moet ik een balans zien te vinden tussen jonge speelsters en speelsters met veel ervaring. Zo hoop ik dat iedereen in de stemming komt om vrijuit te voetballen.”

Best moeilijk om die werelden bij elkaar te brengen.

„Dat is het ook.”

Meerdere speelsters in het boek valt het op hoe rustig je blijft tijdens grote wedstrijden waar veel op het spel staat, zelfs bij finales.

„Als ik als een malloot langs de lijn ga blèren kan ik niet observeren. En op speelsters en de omgeving komt het niet goed over. Door rustig te observeren en tactische dingen te zeggen blijft de focus op het spel.”

Je bent een gevoelig mens, blijkt uit meerdere passages in het boek. Botst dat met de hardheid en directheid die je van jezelf als coach eist?

„Ja. En dat kost mij veel energie. Hoe langer je met speelsters werkt, hoe meer gevoel je voor hen ontwikkelt. Dat gevoel moet ik op momenten uitschakelen, dat hoort bij mijn takenpakket.”

Vooral slechtnieuwsgesprekken vallen je zwaar.

Ze knikt. „Die zijn lastig, noodzakelijk en doen veel met me.”

Waarom?

„Omdat je dan, eh, mensen pijn doet.”

 Wat heeft zo’n speelster eraan als ik tijdens een slechtnieuwsgesprek mijn gevoeligheid toon? Die denkt alleen maar: shit!

Je hebt zelf op hoog niveau gevoetbald. Je weet hoe het is aan de andere kant van de tafel te zitten.

„Ja, en daar was ik niet zo goed in.”

Eigenlijk moet je als coach hard en beschermend tegelijk zijn.

„Dat denk ik wel, ja.”

Gaat dat ten koste van jezelf?

„In welke zin?”

In welke zin dan ook.

„Het zijn de minst leuke dingen van het vak, maar het hoort erbij, dus ik moet het gewoon doen. Punt.”

In het boek erken je dat het een haast onoverbrugbare tegenstelling is: speelsters afwijzen aan wier ontwikkeling je dag in dag uit werkt. Je vraagt je zelfs af of je wel geschikt bent voor dit vak.

Ze lacht wat ongemakkelijk. „Ik stap eroverheen.”

Vind je die uitspraak achteraf overdreven?

„Nee, het klopt wat daar staat. Ik heb het zo gezegd. Het kost gewoon veel energie.”

Is het dat of moet je je gevoel ook smoren?

„Ja, dát doe ik ook. Mijn gevoel uitschakelen.”

Je bent daar goed in?

„Dat weet ik niet, maar ik doe het wel. Ik parkeer dingen. Dat is wat anders dan uitschakelen. Wat heeft zo’n speelster eraan als ik tijdens een slechtnieuwsgesprek mijn gevoeligheid toon? Die denkt alleen maar: shit!”

Als mens is zij de afgelopen jaren niet veranderd, denkt Wiegman. Wel heeft zij zich professioneel sterk ontwikkeld, door de feedback van speelsters, staf en psychologen.

Wat haar altijd zal bijblijven, is het gesprek met haar assistent Arjan Veurink, in de aanloop naar het WK van 2019. „Een van de mooiste gesprekken uit haar voetballeven”, noemt ze het. Het was na de winst van Oranje op het EK, die zorgde voor torenhoge verwachtingen en een uitdijend takenpakket. Wiegman moest zaken afstoten. Veurink op zijn beurt zat te popelen om meer ervaring op te doen.

Het vergde lef om een stap terug te doen. Maar ze wilde er sportief sterk voor staan om die stap te zetten. Dat duurde een paar maanden langer dan verwacht. En dus kreeg het langverwachte gesprek een sterke emotionele lading. ‘Het werd een gesprek boordevol emotie, reflectie, wederzijds respect, scherpte en de wens om samen te groeien’, zegt ze in het boek. ‘We durfden beiden bloot te leggen wat we nodig hadden voor onze groei en wat we daaraan spannend vonden. Met soms een traan, maar ook met een lach omdat onze samenwerking daarop was gebouwd.’

Wat is er sinds dat gesprek veranderd?

„Ik delegeer veel meer. Nog steeds ben ik erg betrokken bij de inhoud, maar in de uitvoering ben ik vooral observerend. Met de hele staf nemen we de trainingen door, maar Arjan leidt en voert ze uit. Dat geeft mij veel rust in mijn hoofd.”


Lees ook
Waterpolo-bondscoach Eva Doudesis: ‘Ik moest leren om respect te tonen aan de speelsters’

<strong>Bondscoach Evangelos Doudesis</strong> afgelopen zomer tijdens de WK-finale van de Nederlandse waterpolovrouwen tegen Spanje in Japan.” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2023/11/sarina-wiegman-ac280c298ik-heb-niet-altijd-gedurfd-mijn-emoties-te-tonenac280c299-3.jpg”><br />
</a> </p>
<p><span class=In het boek zeg je dat het overlijden van je zus Diana heeft gezorgd voor een opener sfeer in de staf. ‘Het was goed dat te delen en aan te geven dat ik het moeilijk had. Om te laten zien dat iedereen weg kan gaan als het echte leven je nodig heeft.’

„Diana werd ziek vlak voor de Olympische Spelen [van Tokio in 2021]. In het jaar daarna reisde ik tussen haar huis, mijn huis en werk. Ik heb altijd oog voor anderen gehad, maar werd me nog meer bewust van …” Ze maakt haar zin niet af. „Diana is anderhalf jaar geleden overleden, maar het voelt nog steeds heel vers.”

Gaat het ‘parkeren’ minder makkelijk als je zoiets aangrijpends hebt meegemaakt?

Aarzelend: „Dat, eh, weet ik niet. Daar ben ik nog niet uit. Ik was zo close met Diana. Dat soort ervaringen maken je tot wie je bent. Ik besef dat het zo afgelopen kan zijn. Daarom zeg ik vaak: twijfel niet. Doe leuke dingen met andere mensen. Nog steeds kan ik overvallen worden door de pijn over het verlies van Diana, vaak op onverwachte momenten. En dat mág. Emoties zijn niet zwak. Kwetsbaarheid is krachtig.”

Heb je daar ooit anders over gedacht?

„Nee, maar ik heb niet altijd gedurfd mijn emoties te tonen. Bang dat anderen daar een oordeel over zouden hebben.”

Spelen om te spelen, dat werkt naar mijn ervaring het best. Dan denk je nergens over na

Is er een moment geweest dat je dacht: nu wél?

„Die angst is minder geworden naarmate ik beter presteerde. Tegenwoordig denk ik: kan mij het schelen wat ze denken.”

Je bent nu meer jezelf dan aan het begin van je carrière?

„Ja en nee. Door mijn prestaties en levenservaring heb ik meer vertrouwen in mezelf. Maar ik besef óók dat er door dat succes voortdurend een camera op mij gericht staat.”

Niet makkelijk voor iemand die camera’s liever mijdt.

„Ik ben coach geworden omdat ik dat leuk vind, ik had niet verwacht dat ik deze positie zou krijgen. Het brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Als ik een boegbeeld wil zijn en bij wil dragen aan de ontwikkeling van mijn sport, zal ik mij moeten uitspreken.”

Toen je dit najaar de prijs voor UEFA-coach van het jaar kreeg, droeg je die op aan het Spaanse team, dat maar kort kon genieten van de WK-winst door ongepast gedrag van de bondsvoorzitter. ‘Als trainer, moeder van twee dochters, vrouw en als mens raakt me wat er met het Spaanse team gebeurt’, zei je. Waarom wilde je daar de aandacht op vestigen?

„Ik voelde heel sterk dat ik daar, op die plek, iets over moest zeggen. Ik vond het ook zo sneu voor die speelsters. Ze hadden zó’n goed toernooi gespeeld en nu ging het alleen maar hier over.”

Was je trots op jezelf?

„Ja. Ik was blij dat ik dat gedaan had. Dat had ik niet verwacht.”

Dat je die woorden uitsprak of dat je zo blij was?

„Dat laatste. Kennelijk voel ik een grote noodzaak om de positie van vrouwen – in het voetbal, maar ook daarbuiten – te helpen verdedigen. Daaraan bijdragen geeft mij voldoening.”